Aly Spanjar, 12 oktober 2022, bij de legging bij Haarstraat 58/58a

De mensen die hier op de steentjes genoemd worden heb ik niet gekend. Er werd alleen over ze gepraat. En helemaal niet veel, alleen mijn schoonvader werd zeker door mijn man, die hem ook heel erg gemist heeft, heel vaak geciteerd. Het waren gewone mensen hier in Rijssen. Ze hadden hun werk, gingen naar school en maakten een praatje met de buren.

Doortje, de opoe, was rond de 80 en dat was in die tijd heel oud. Haar dochter Sophia, die heel jong weduwe was geworden en toen in Alphen aan den Rijn woonde, kwam weer naar Rijssen met haar twee jonge kinderen en zorgde voor opoe. Ze woonde naast haar broer, zodat die de jongens, die net zo oud waren als zijn oudste zoon, goed in de gaten kon houden en kon bijspringen in de opvoeding.

Mijn schoonvader David, die voorzitter van de joodse gemeente was, had een slagerij en mijn schoonmoeder hielp in de winkel. Alles zonder problemen in een rustig stadje.

De zuster van mijn schoonmoeder woonde in Amsterdam en aan het einde van 1930 kwamen daar veel Duitse Joden naar toe gevlucht met verhalen over de verschrikkingen die hun waren overkomen. Dat vertelden ze ook aan de familie in Rijssen en mijn schoonvader ging zich bij de boeren in de omtrek, die hij door zijn werk goed kende en vertrouwde, op onderzoek uit naar een eventueel onderduikadres. Zijn schoonfamilie uit Amsterdam zat inmiddels in een zomerhuisje in het Schwarzwald. Ook voor zijn moeder, zuster en de twee jongens had hij een adres gevonden. Maar die vonden het overdreven om te gaan onderduiken, zoals de meeste Joodse mensen hier in Rijssen. Het zou allemaal wel meevallen. In Amsterdam misschien, maar hier in het oosten zou je er vast geen last van krijgen. En dan nog: Een werkkamp, opoe was oud en haar dochter moest voor haar zorgen en de jongens waren sterk en gezond. Hen zou wat werk geen kwaad doen. Dus ze bleven thuis. In mei 1943 werden ze toch wel opgepakt en via Vught en Westerbork afgevoerd en vermoord.

Eind mei 1942 werd het mijn schoonouders te warm onder de voeten en vertrokken ze naar het onderduikadres. Met z’n drieën, mijn man mocht niet mee, want de boer vond zo’n jong kind van 5 jaar te gevaarlijk. Want als hij lawaai zou maken in het kippenhok, waar ze kwamen te zitten en iemand zou dat horen, zou dat grote gevolgen kunnen hebben en die waren niet prettig. Onder het mom van: een jongetje uit Rotterdam wat aan moest sterken, kwam hij in een gezin met kinderen. Dat werd daar in de buurt niet geloofd en werd aangebracht bij de politie. De agent die tussen de middag thuis vertelde dat hij ’s middags een joods jongetje moest ophalen, had een hele goede vrouw, die op haar fiets naar die mensen toereed en zei dat ze zich moesten verstoppen. Wat dan ook gebeurde en na een poosje kwam er een motor met zijspan die hem zocht, maar hij was in de bosjes een eind achter het huis met de vrouw die voor hem zorgde. Toen haar man ’s avonds thuis kwam en ze vertelde wat er was gebeurd, werd hij bang en zette mijn man achterop de fiets tot bij Otje van Potje en daar kreeg hij zijn bundeltje kleren met de boodschap: Loop maar naar je opoe. Toen mijn schoonouders dat hoorden kwam er weer overleg met de boer en mocht hij toch bij zijn ouders komen.

Het kippenhok was aan de binnenkant helemaal bedenkt met stro, voor zowel de warmte als het geluid. Ze mochten nooit naar buiten. Er mocht geen licht branden, zelfs geen kaarsje en er was geen enkele vorm van verwarming in de winter. Een groot bed met z’n vieren. Twee hoofden aan één kant en twee aan de andere kant, benen langs elkaar. Daar hebben ze twee jaar zo gezeten tot er een inval op de boerderij kwam en één van de knechten, die ze zochten omdat hij in het verzet zat, werd doodgeschoten en de boer opgepakt werd. Die kwam na een paar dagen weer vrij omdat hij volhield dat hij nergens van wist.

Ze moesten wel uit het kippenhok omdat het te gevaarlijk werd daar en ze kwamen op een ander adres op de Borkeld terecht. Dat ging goed, tot dankdag 1944, de eerste woensdag in november. Toen kwam ook daar ’s avonds een inval en werden mijn schoonvader en zwager meegenomen.

Het was 1944 en toen waren ze niet zo druk meer met zoeken naar Joden. Ze wilden alleen mannen. Daardoor konden mijn schoonmoeder en mijn man, want dat was nog een kind, de dans ontspringen. De mannen werden eerst naar Deventer gebracht en daarna naar Doetinchem. Van daaruit naar kamp Neuengamme, waar ze een poosje gezeten hebben tot er een nieuw kamp in Wöbbelin/Ludwigslust werd gemaakt, waar heel veel mensen uit andere kampen ook naar toe werden gebracht. De kampleiding had de opdracht zo weinig mogelijk mensen te laten overleven. Die opdracht hebben ze heel goed opgevolgd. Ook een groot gedeelte van de 552 mannen die in Putten op de Veluwe werden opgepakt op een zondagmorgen in de kerk, kwamen daar terecht. Die zijn ook bijna allemaal vermoord. Ook de mensen die opgepakt werden na de overval van het verzet op de middenstandsbank in Almelo. Één van die mannen , de heer Vrielink uit Harbrinkhoek, die het overleefd heeft, is nadat hij thuis was bij mijn schoonmoeder geweest om te zeggen dat zowel haar man als haar zoon er niet meer waren, zodat ze niet meer hoefde te wachten op bericht van het Rode Kruis, dat veel later kwam.

Eva de Lange, 12 oktober 2022, bij de legging bij Dannenberg 70

Struikelstenen voor Aron de Lange (54 jr) en Eva Cohen (55 jr), hun kinderen
Ruben Henri (24 jr), Levie Antonie ((21 jr) en Hanna de Lange (15 jr).

Ik heet u allen van harte welkom. Speciaal welkom aan de kinderen van de Wilhelminaschool.
Afgelopen maart werden er in Rijssen de eerste Stolpersteine gelegd voor onder andere mijn vaders eerste vrouw en hun 4 kinderen. Lea de Lange-Spanjar, Eva, Levie, Heiltje en Aron. Bijzonder om te beseffen dat het mijn eigen broers en zussen zijn en ik hen nooit heb gekend.
Vandaag, 77 jaar na de oorlog, sta ik voor het huis waar ooit mijn grootouders en hun 3 kinderen woonden. Twee ooms en een tante van mij. Ook hen heb ik nooit gekend.
Onvoorstelbaar dat mijn vader, Ies de Lange, als enige van zijn familie uit de oorlog en het concentratiekamp terugkwam.

De familie de Lange komt oorspronkelijk uit Raalte. Daar trouwde Gerrit de Lange met Sara Lievendag. Hun zoon Ruben trouwde met Roosje Samuel uit Rijssen, zij woonden aan de Boomkamp bij de ouders van Roosje en kregen samen 10 kinderen. Ruben had een koosjere slagerij op de plek waar vroeger garage Baan zat en nu Bakker Bart.
Aron, mijn opa, was het vijfde kind van Ruben en Roosje en geboren in 1888. Van de 10 kinderen heeft hij de slagerij overgenomen. Hij werd Sam van Ruubn genoemd. Waarom? Misschien omdat hij een zoon was van Ruben die met een Samuel was getrouwd?
Als Janne met de Panne, de stadsomroeper, door de straten liep en klaar was met de mededelingen van de gemeente, mochten anderen tegen een kleine vergoeding ook iets om laten roepen. Mijn opa Aron heeft toen laten omroepen dat hij een kalf met 6 poten had, maar hij had er zelf 2 poten bijgezet. Het publiek wat kwam kijken durfde tegen elkaar niet te bekennen dat ze beetgenomen waren.

Eva Cohen, mijn opoe, was klein van stuk. Geboren in 1887. De Cohens, die aan de Haarstraat woonden, hadden in Rijssen de bijnaam de Sitze: dat had vermoedelijk te maken met hun koopmanschap, sitze is namelijk gebeitst katoen.
De trouwjurk van mijn opoe is geschonken aan het Rijssens museum door mijn moeder Dina de Lange. Trouwens, op Koninginnedag waren er altijd verkleedoptochten en mijn moeder bedacht elk jaar iets anders voor mij. Zo paste de trouwjurk van mijn opoe mij perfect op mijn tiende.
Aron en Eva kregen vijf kinderen. Mijn vader, Ies de Lange, is de oudste en geboren in 1915. Roosje een jaar later in 1916. Vervolgens Ruben in 1918, Levie in 1921 en Hanna in 1927.
Het gezin is in 1937 gaan wonen aan de Dannenberg 70, het huis waar we nu voor staan. Achter dit huis zat een grote weide waar waarschijnlijk de koeien hebben gestaan voor de handel en de slacht.
Aron en Eva hadden naast hun gezin ook regelmatig Joodse kostgangers. Bijvoorbeeld de leraar van de Joodse school, de Jeudnmeister.
Ies, mijn vader, is voor de oorlog getrouwd met Lea Spanjar uit Rijssen. Hij was slager en veehandelaar bij zijn vader Aron. Samen met Lea kreeg hij 4 kinderen. Nadat hij als enige van de familie de kampen had overleefd, is hij opnieuw teruggekeerd in Rijssen en is met mijn moeder een manufacturenzaak aan de Elsenerstraat begonnen. In 1995 is hij op 80-jarige leeftijd overleden.

Roosje, zijn zus, is getrouwd met Israël Spanjar, een veehandelaar uit Rijssen. Zij hadden 2 dochters, Esther en Eva. Het gezin is vermoord in Auschwitz.
Ruben en Levie, zijn jongere broers, handelden in lompen en oud ijzer. In de zomer van 1942 zijn de jongens waarschijnlijk naar een joods werkkamp gebracht vanwaar ze 2 oktober 1942 naar kamp Westerbork zijn overgebracht.
Twee weken later, op 19 oktober, zijn ze gedeporteerd naar Auschwitz. Daar hebben ze waarschijnlijk nog een tijd in een werkkamp gezeten en zijn vermoord op 28 februari 1943. Ruben was 24 jaar en Levie 21 jaar.
Mijn grootouders Aron, Eva en hun dochter Hanna zijn op 9 april 1943 vanuit Rijssen naar kamp Vught gedeporteerd.
Vanuit Vught heeft mijn opa Aron, oftewel Sam van Ruubn, op de dag van aankomst nog een ansichtkaart gestuurd naar molenaar Bouwhuis aan de Nijverdalseweg in Rijssen, met de volgende tekst:
Vught.
Zeer geachte vrienden,
Half 5 zojuist aangekomen. Het staat hier vol Joden. Wij gaan allemaal per bus naar het kamp. Is drie kwartier lopen. Mijn vrouw heeft zich dapper gedragen.
Als het zo voort gaat met haar is het goed.
Geef alle vrienden de groeten van ons apart, nogmaals bedankt voor de
mensliefelijkheid waar ik van genoten heb. Gezondheid gewenst.
Getekend Sam van Ruubn
Bijgeschreven door Eva: lieve allen tot wederziens daag Eva
Afz: A. de Lange

Op 24 mei 1943 zijn Aron, Eva en Hanna naar kamp Westerbork gebracht en een dag later op transport gesteld naar Sobibor. Daar zijn ze drie dagen later, bij aankomst vergast. Aron was 54 jaar, Eva was 55 jaar en Hanna 15 jaar.

Gedicht, voorgelezen door Ben Scholman, leerling groep 7 Wilhelminaschool, tijdens het leggen van de Stolpersteine bij Haarstraat 58/58a op 12 oktober 2022.

Zes struikelstenen

In deze straat liggen nu 6 struikelstenen
erover vallen kun je niet,
maar misschien zul je je tred vertragen,
als je de namen van deze mensen ziet
Die hier woonden en die hier verdwenen.

David, Salomon, Doortje, Sophia, Jacob en Salomon.
Zij werden meegesleurd.
Opgesloten in een veewagon.
Op naar Sobibor en Bergen Belzen of ander kamp in Midden-Europa.
Daar werden ze vermoord.

Streep hun namen niet door al zijn zij tot stof vergaan.
Streep hun namen niet door alsof ze nooit hebben bestaan.
Noem hun naam, iedereen moet dit weten, opdat wij niet vergeten

Het gebeurde bijna 80 jaar geleden,
maar David, Salomon, Doortje, Sophia, Jacob en Salomon.
Jullie namen blinken nu hier in het licht.
Door alle tranen heen krijgen jullie vandaag weer een gezicht

Gedicht, voorgelezen door Feline Lankamp, leerling groep 7 Wilhelminaschool, tijdens het leggen van de Stolpersteine bij Dannenberg 70 op 12 oktober 2022.

Stolpersteine

in hun namen
keren zij weer

hun namen worden gered
keren terug in de stad
waar zij woonden
de weggevoerden

in de straat waar hun huis staat
in de stoep waar hun voetstap ligt
zal hun leven en
na de wegvoering ook
hun niet – meer – leven
leesbaar zijn

leesbaar voor ieder
die daar even stil zal staan
stil zal zijn

in hun namen keren zij weer

Dichter: Inez Meter