Steenlegging op 11 oktober 2023 voor de familie Gerrit de Lange en Salomon Spanjar

‘Het kistje kwam na de oorlog weer op tafel, maar van de familie Spanjar keerde niemand terug’

RIJSSEN – Met het leggen van tien Stolpersteine zijn woensdag 11 oktober de namen van twee Joodse gezinnen uit Rijssen, vermoord in concentratiekampen, weer bij elkaar gebracht. Leerlingen van de Klim-Opschool gaven de struikelstenen aan, legden rozen en lazen een gedicht.

Leerlingen, nabestaanden en belangstellenden verzamelden zich vooraf bij het Brodshoes, waar Frans Nawijn, bestuurslid van stichting Stolpersteine-Rijssen allen welkom heette. “Met het leggen van struikelstenen proberen wij die geschiedenis levend te houden en mensen eraan te herinneren waar grootschalige conflicten toe kunnen leiden.” Hij verwees ook naar de recente verschrikkelijke gebeurtenissen in Israël, de massale slachting van Hamas op zaterdag 7 oktober.

Gait van Ruubn
Vijf stenen werden gelegd aan de Walstraat, voor groenteboer Gerrit de Lange, zijn vrouw Rebekka en hun zonen Simon, Ruben en Alex. Nawijn vertelde over het gezin dat hier woonde: “Gerrit had ook een bijnaam: Gait van Ruubn, dat betekende dat hij met zijn gezin volledig was opgenomen in de Rijssense gemeenschap.”
Jan Poortman las aansluitend zijn eigen, indrukwekkende, gedicht voor dat hij een aantal jaren geleden schreef over de door de buurt gemaakte ereboog in 1938; op een foto daarvan staan ook de gezinsleden De Lange.
Daarna gaven leerlingen de stenen aan, en las Anne een gedicht voor.
Rabbijn Clary Rooda vertelde tijdens de plechtigheid over het kaddish. “In de Joodse traditie wordt er aan het graf kaddish gezegd, als de kist met zand is bedekt. Maar deze mensen hebben nooit een graf gehad en vaak was er ook niemand meer die kaddish voor hen kon zeggen. Het is nu aan ons als nabestaanden om het kaddish yatom, het gebed van de wees, te zeggen.” Dat deed ze samen met Eva de Lange.
Rozen en steentjes werden op de messingplaatjes gelegd.

Het ijzeren kistje
Eveneens vijf stenen werden gelegd voor het pand aan de Elsenerstraat 48, voor pluimveehandelaar en klompenmaker Salomon Spanjar, zijn vrouw Josephina en hun kinderen Hendrina, Ruben en Israël. “Oftewel het gezin van De Monne van Spanjar”, vertelde Jos Andriessen, schoonzoon van Garrat Snijders van het voormalige café De Pol, tegenover het pand van Spanjar. Andriessen vertelde het verhaal van het ijzeren kistje van de familie Spanjar, met wat goudwerk, wat geld en een paar belangrijke papieren. Salomon vroeg of caféhouder Spenkelink (de oom van Garrat Snijders) dat wilde bewaren tot hij terugkwam. Een bijzonder verhaal, met op het eind een kistje dat weer op tafel kwam. “Maar van de familie Spanjar keerde niemand terug.”
Ook hier gaven leerlingen de stenen aan, werden de namen genoemd, en las Nehir een gedicht.
Rabbijn Roorda gaf aan hoe belangrijk struikelstenen zijn. “Struikelstenen maken de geschiedenis van een straat, een dorp, een stad inzichtelijk. Het is belangrijk dat mensen weten wat er is gebeurd. Dat we de verhalen blijven vertellen. Om ons niet onverschillig te doen zijn over het lot van anderen en ons te laten zien dat wij het verschil kunnen maken.”
De plechtigheid werd besloten met het Kaddish. Ook hier werden rozen en steentjes op de Stolpersteine gelegd.

Zwarte bladzijde
“Het is aan ons en de generaties na ons om de herinnering aan deze zwarte bladzijde in de geschiedenis levend te houden. En om ons blijvend in te zetten deze wereld tot een plek te maken en te houden waar iedereen met respect en waardig met elkaar omgaat. Laten we niet polariseren, maar juist samenbrengen en samenwerken. Dat is hard nodig, juist nu”, aldus Nawijn, die afsloot met de woorden ‘Een mens is pas vergeten als zijn naam vergeten is’.

Frans Nawijn, bestuurslid van de stichting Stolpersteine-Rijssen, vertelde tijdens de plechtigheid aan de Walstraat 11 iets over de familie Gerrit de Lange. Aansluitend las Jan Poortman het gedicht voor, dat hij zelf schreef naar aanleiding van een oude foto van voor de oorlog, waar de familie De Lange tussen buren bij een ereboog staat.

Frans Nawijn:
De 5 Stolpersteine die hier worden gelegd zijn voor de familie De Lange, die woonde aan de Walstraat 11, een pand dat niet meer bestaat. Gelukkig biedt deze plek een goed en waardig alternatief.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd dit gezin uit elkaar gerukt, en vermoord in het concentratiekamp Auschwitz en in Midden-Europa.
Met het leggen van deze stenen brengen we de leden van dit gezin, met hun namen, weer bij elkaar. We brengen de herinnering aan de familie De Lange terug naar hun stad, hun straat, de Walstraat in Rijssen. Hun namen herenigd op de plek waar ze tot in de oorlog woonden.

Gerrit was groenteboer, eerst in de Julianastraat; hij is geboren in Rijssen. Zijn vader Ruben de Lange kwam uit Raalte en was getrouwd met Roosje Samuel uit Rijssen.
Gerrit was de oudste zoon uit die familie de Lange. Door Ruben is de familienaam in Rijssen terecht gekomen.
Gerrit had een bijnaam: Gait van Ruubn, dat betekende dat hij met zijn gezin volledig was opgenomen in de Rijssense gemeenschap.

Josephina Spanjar-de Lange van de Elsenerstraat 48 en Gerrit waren broer en zus.
Gerrits vrouw Rebekka de Lange-Muller, geboren 1888 in Deventer, was al de derde Rebekka uit het gezin van Simon Muller en Aaltje Samuel: de andere twee zussen voor haar, ook Rebekka dus, waren in 1882 en 1886 al jong overleden

De hele familie is te zien op een foto van de buurt met twee erebogen uit 1938, ter ere van het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, te vinden op de site van de Stolpersteine; Jan Poortman heeft er een gedicht over gemaakt dat hij nu zal voordragen.

1938 op ’n Hoog’n Pad

Door Jan Poortman

’t Was 1938, nen foto van Riessender op ’n Hoog’n Pad.
Nen heel’n hoop leu steun’n doar biej de oarmnhuuze.
Wat leu har’n et good, aandern war’n zo oarm as luuze.
Willemina 40 joar koneginne en joa, det was oew wat!

Twee boagns van greun met de letter W der boawn op,
doar op ‘n hook biej de oale bakkerieje van de Skuure.
Allemoale biej mekoar steun ze doar vuur de duure;
kiek’n noar ’t veugelken; de keals met petjes op ’n kop.

Vrouwleu, wichter op ’n oarm; wat jongns op de kneene.
Keals op de ledder met strak in de haene ’n fleske beer.
En vuuran ook nen weendhoond, ‘t oarme magere deer.
Wat d’r steet te gebuurn, det weet d’r dan nog geneene.

Gerrit en Rebekka met Simon, Ruben en Alex de Lange;
Riessender, greuts op de buurte en greuts op de boage.
Joa de Jur’n heur’n d’r biej, det was toen ginne vroage.
Zee steun’n doar zo fier en war’n vuur niks neet bange!

Mear twee joar later, kum’n de Duutsers in ’t laand.
Zee speuld’n toew in Riessen de baas met alle geweald
en hoe aln’s mos goan wurd’n duur ear toen verteald.
Willemina den vluchtten, de wearld steun in ’n braand!

Gerrit en Rebekka oet Riessen mossen gedwung’n op pad
en zo ook eure wichter Simon, Ruben en Alex de Lange.
Gerrit, Rebekka, Simon, Ruben, Alex, ik zin toch zo bange:
van oeleu hef d’r doarnoa geneene mear berich ehad!

Rabbijn Clary Roorda sprak de volgende teksten tijdens de leggingen op 11 oktober 2023.

Struikelstenen voor het gezin van Gerrit de Lange, Walstraat 11.

Gerrit de Lange was een broer van Eva’s opa, Aron de Lange; dus oom van Eva’s vader Ies de Lange en oudoom van Eva de Lange

Inleiding kaddish

Ik sta hier met een zwaar hart vanwege de situatie in Israël. Zoveel verdriet en ellende.
Zoveel mensen die rouwen, in onzekerheid zijn over hun dierbaren en letterlijk in doodsangst leven … Moge de Eeuwige hen troosten en kracht geven en moge er vrede zijn over heel het land en al haar inwoners.

En toch is het goed om juist in deze situatie, hier vandaag samen te zijn en onze doden te herdenken.

Het blijft onvoorstelbaar deze verhalen over de familie De Lange te horen. Hoe vaak we ze ook horen en hoe zeer we ze ook uit onze eigen familie kennen. Zoveel levens verwoest, alleen om wat ze waren. Niet omdat ze iets verkeerd hadden gedaan.

Soms werd er gesproken over de familieleden die ‘niet meer terugkwamen’. Soms stond er ergens in huis een foto van de mensen die je nooit gekend had.
Maar vaker was het stil. Werd er gezwegen, omdat het te pijnlijk was om over te praten. Vaak kwam je er pas na jaren achter dat er nog veel meer tantes, ooms, neven en nichten waren geweest van wie je het bestaan nooit had geweten.

Het levend houden van deze zwarte bladzij uit onze geschiedenis, is de plicht van ons allemaal. Om de namen te blijven noemen van hen die vermoord zijn. Om te laten zien waar uitsluiting toe kan leiden. Om te blijven waarschuwen tegen onrecht, discriminatie en antisemitisme.
Onze vrijheid brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee deze te verdedigen en ons uit te spreken als mensenrechten in het geding zijn.

In de Joodse traditie wordt er aan het graf kaddish gezegd, als de kist met zand is bedekt. Maar deze mensen hebben nooit een graf gehad en vaak was er ook niemand meer die kaddish voor hen kon zeggen. Het is nu aan ons als nabestaanden om het kaddish yatom, het gebed van de wees, te zeggen.


Struikelstenen voor het gezin van Salomon Spanjar, Elsenerstraat 48.

Josephina Spanjar- de Lange is de zus van Gerrit de Lange voor wie we eerder vanochtend Struikelstenen hebben gelegd bij de Walstraat; zij was een zus van Eva’s opa, Aron de Lange; dus tante van Eva’s vader en oudtante van Eva.

Inleiding kaddish

Struikelstenen maken dat je even stil staat en voorover buigt. Dat je tot je door laat dringen wat er staat en wat er hier is gebeurd.
Struikelstenen maken de geschiedenis van een straat, een dorp, een stad inzichtelijk. Het is belangrijk dat mensen weten wat er is gebeurd. Dat we de verhalen blijven vertellen.

Om ons niet onverschillig te doen zijn over het lot van anderen en ons te laten zien dat wij het verschil kunnen maken.

Soms denken mensen dat met Anne Frank de laatste Jood uit Nederland is weggevoerd en er geen Joden meer in Nederland zijn, maar gelukkig is er weer een levendige Joodse cultuur en religie. Maar onze Joodse gemeenschap is te klein om dit zware verlies alleen te dragen.
Het levend houden van deze zwarte bladzij uit onze geschiedenis, is de plicht van iedereen. Om de namen te blijven noemen van hen die vermoord zijn, alleen omdat zij Joods waren. Om te laten zien waar uitsluiting toe kan leiden. Om te blijven waarschuwen tegen onrecht, discriminatie en antisemitisme.
Laten we elkaar vooral als mens zien en niet als De Ander. Onze vrijheid brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee deze te verdedigen en ons uit te spreken als mensenrechten in het geding zijn.

Gedicht van Esther de Ridder, voorgedragen door Anne

Ik moet schuilen onder trap in de gang,
de geluiden van de oorlog maken mij bang.

Buiten hoor ik het schieten van geweren,
en de soldaten die langs marcheren.

Deze geluiden zijn mij bekend,
het is al het zoveelste bombardement.

Waarom doen ze de Joden zoveel verdriet?
Echt anders ben ik toch niet?

Ik wil weer spelen in het groene gras,
En zou willen dat het vrede was.

Jos Andriessen over het gezin van De Monne van Spanjar, Elsenerstraat 48

Beste mensen,

De Stolpersteine die hier geplaatst worden, houden de herinnering levend aan een vooroorlogse leefgemeenschap in Rijssen waarin mensen met verschillende religieuze en maatschappelijke achtergrond als goede buren met elkaar leefden en werkten. Een leefgemeenschap, die in de oorlog bruut verstoord werd door de wegvoering en vermoording van het gezin van Salomon Spanjar of op zijn Rijssens: het gezin van De Monne van Spanjar.

Ik zelf ben van na de oorlog en niet in Rijssen opgegroeid en heb dus die vooroorlogse  leefgemeenschap hier aan de Elsenerstraat niet gekend. Wat ik daarvan weet, komt door mijn  schoonvader caféhouder Snijders of te wel Garrad van ’n Pol die mij  vele jaren  geleden uitvoerig vertelde over zijn leven in Rijssen en over het leven in deze buurt. In die verhalen  kwam ook de familie Spanjar voor. Het waren buren met wie men bij wijze van spreken dagelijks omging.   

De familie Spanjar hield de sabbat in ere en mijn schoonvader vertelde mij dat hij daarom voor de   oorlog elke vrijdag tegen avond naar de overkant ging om voor de familie Spanjar het licht aan te doen en de soep op te warmen, die overdag gekookt was. Later op de avond deed hij dan het licht weer uit. Ik hoor hem nog op z’n Rijssens zeggen: “Dat he’k joarn edoan!”
Dat was destijds niet bijzonder. Men deed dat gewoon. Het was burenplicht.

Salomon Spanjar handelde in pluimvee en prees zijn waren periodiek aan in het Weekblad voor Rijssen. De advertentie eindigde steevast met: beleefd aanbevelend De Monne van Spanjar en dan zou je een adres verwachten maar nee steevast volgde dan de toevoeging: tegenover Den Pol.

Alleen al die simpele toevoeging maakt duidelijk dat er sprake was van goede nabuurschap en van gemoedelijkheid. Men kende elkaar en men vertrouwde op elkaar.

Dat vertrouwen was er ook toen de familie Spanjar zich in het oorlogsjaar 1942 moest melden om naar Westerbork te worden gevoerd. Enige dagen daarvoor,  vertrouwde Salomon Spanjer  caféhouder Spenkelink van De Pol een ijzeren kistje toe met wat goudwerk, wat geld en een paar belangrijke papieren waaronder de persoonsbewijzen (de zgn. Ausweisen) van hemzelf, zijn vrouw en zijn kinderen.
“Ik haal het kistje wel weer op als ik terug ben” , zou hij volgens mijn schoonvader gezegd hebben.

Caféhouder Spenkelink ( hij was een oom van mijn schoonvader)  begroef het kistje in zijn achtertuin om ontdekking tegen te gaan. Toen Salomon Spanjar zich enige dagen later meldde, werd hem meteen gevraagd naar de Ausweisen. Hij moet daarvan behoorlijk geschrokken zijn en in die ongetwijfeld gespannen situatie zei Salomon Spanjar dat hij de persoonsbewijzen bij De Pol had achtergelaten. De volgende dag al stond er een politieagent voor de deur van café om de persoonsbewijzen op te halen. Uiteraard schrok caféhouder Spenkelink geweldig want hulp aan Joden werd zwaar bestraft. Nog hoor ik mijn schoonvader zeggen: “’n Pol werd zo wit as nen dook”. Hij kon niet anders dan het kistje opgraven en meegeven aan de politieagent. Nog weken heeft hij in angst gezeten vanwege de mogelijke strafvervolging die hem boven het hoofd hing maar hij vernam niets.

Spenkelink overleed in juni  1944, in april 1945 werd Rijssen bevrijd en in mei was de oorlog  voorbij.  Van de familie Spanjar keerde niemand terug.

Burgemeester Zeeuw werd in 1944 door de bezetter ontslagen maar kwam in november 1945 als  burgemeester terug. Niet lang daarna verscheen de gemeentebode bij mijn schoonvader met de boodschap dat hij bij de burgemeester moest komen. Mijn schoonvader meldde zich, werd  toegelaten tot de kamer van de burgemeester en zag tot zijn verbazing daar het kistje van de Monne staan.  Wat was het geval?

De politieagent die het kistje van de Pol had meegenomen, had de Ausweisen daaruit genomen en ingeleverd bij de Duitse instanties. Vervolgens was hij naar burgemeester Wijnand Zeeuw gegaan met de vraag wat hij met het kistje verder moest doen. Afleveren bij de Duitse instanties zou caféhouder Spenkelink in de problemen brengen en dat wilde hij  kennelijk niet. De burgemeester heeft hem van het  probleem afgeholpen door te zeggen: “Geef het kistje maar aan mij. Ik zal daar verder voor zorgen.” Buiten weten van de politieagent en uiteraard ook buiten weten van ’n Pol heeft burgemeester Zeeuw het kistje op zijn beurt begraven in zijn achtertuin.
Na de bevrijding heeft Zeeuw het kistje weer opgegraven en zo zag mijn schoonvader het eind 1945 weer terug. In goed overleg is het kistje toen overgedragen aan de instantie die na de oorlog de vermogens beheerde van de vermoorde Joodse medeburgers.

Beste mensen,
Ik heb deze verhalen alleen maar kunnen vertellen omdat mijn schoonvader ze verteld heeft. En  door ze te vertellen heeft hij onbewust de herinnering aan de vooroorlogse  leefgemeenschap aan de Elsenerstraat levend gehouden. Een levensgemeenschap waarin de Joodse familie van Salomon Spanjar haar eigen plaats had.
Je zou kunnen zeggen dat mijn schoonvader onbewust door zijn verhalen in overdrachtelijke zin een klein steentje heeft bijgedragen aan de Stolpersteine van vandaag.

Jos Andriessen

11 oktober 2023

Gedicht door Marieke van Leeuwen, voorgelezen door Nehir

ze pakten hun koffers
sloten de voordeur en
gingen ongewild op reis

de trein reed naar weg
naar leeg, naar ver
naar ademnood

naam en eigenheid
werden tot nummers
op armen gebrand

er is grond voor namen
tegels die anders zijn
tussen het grijs

geen ontkomen
maar stilstaan voor
het verder gaan

Families

Elsenerstraat
Familie Salomon Spanjar
Elsenerstraat 48

Walstraat
Familie Gerrit de Lange
Walstraat 11